De afgelopen maanden zijn er met alle regio’s zogenoemde reflectiegesprekken gehouden. De algemene indruk van de ondersteuners die deze gesprekken gevoerd hebben is dat het open en eerlijke gesprekken waren waarin regio’s hun pareltjes, maar ook hun zorgen op tafel legden en waarin er plannen gemaakt werden voor de toekomst.
Rond de zomer 2023 zijn er, voor het tweede jaar op rij, met alle STO regio’s reflectiegesprekken gevoerd. De landelijke ondersteuner van de regio is met vertegenwoordigers uit de regio in gesprek gegaan over de stand van zaken in de STO regio: wat gaat er goed, waar is meer aandacht voor nodig, halen we de 10% cofinanciering en wordt de subsidie volledig gebruikt, waren onderwerpen die aan de orde kwamen. En natuurlijk was er aandacht voor zorgpunten in een regio. Met elkaar werd even de tijd genomen om de stand van zaken op te maken. Sommige regio’s maakten daar een complete (feestelijke) vergadering van, waarbij wel tien mensen aan tafel zaten. In andere regio’s zaten alleen de programmaleider en de penvoerder om tafel. Reflectiegesprekken zijn niet bedoeld om een oordeel te geven over het functioneren van een regio, maar om samen even pas op de plaats te maken en terug en vooruit te kijken.
Over het algemeen werden de reflectiegesprekken door de betrokkenen als erg positief ervaren, ook het verslag dat door de ondersteuning werd toegestuurd wordt gewaardeerd en soms zelfs meegestuurd met de voortgangsrapportage die bij DUS-I moest worden ingediend. Verslagen zijn niet openbaar en worden, door de landelijke organisatie Sterk Techniekonderwijs, niet met derden gedeeld of doorgestuurd naar OCW. De verslagen zijn bedoeld voor de regio om te zien waar goede dingen nog beter gedaan kunnen worden en waar een tandje bijgezet kan of moet worden.
Op vrijwel alle vmbo-scholen die deelnemen aan Sterk Techniekonderwijs is de basis op orde. Er zijn veel, innovatieve, nieuwe apparaten en machines aangeschaft, vaak samen met het regionale bedrijfsleven. Er is soms nog wat onduidelijkheid of discussie over afschrijvingstermijnen en de levering laat soms op zich wachten, maar leerlingen worden op een eigentijdse manier opgeleid en zijn daar enthousiast over. Soms zo enthousiast dat ze niet meer in het lokaal passen.
Bijna alle regio’s geven aan dat, met behulp van STO, de samenwerking tussen vmbo-scholen veel beter is geworden. Letterlijk wordt er gezegd ‘we waren concurrenten, maar werken nu samen’. Die samenwerking krijgt bijvoorbeeld vorm in het onderling afstemmen van het onderwijsaanbod (als jullie profiel A aanbieden, dan bieden wij profiel B aan) het aanbieden van beroepsgerichte keuzevakken waarvan leerlingen van verschillende vmbo-scholen gebruik kunnen maken. Soms vindt dit plaats in een oude fabriekshal die daar geschikt voor gemaakt is en waar leerlingen van verschillende scholen gedurende een dagdeel of een dag samenkomen. Soms vinden keuzevakken plaats in een vmbo-school en schuiven leerlingen van een nabijgelegen school aan.
In een aantal regio’s zijn gezamenlijk door vmbo-scholen machines aangeschaft waarvan de regio gebruik kan maken en worden gezamenlijk projecten uitgevoerd. Een aantal regio’s heeft ook verschillende hotspots, elk rond een ander onderwerp, gebouwd, die op verschillende scholen in de regio een plaats hebben gekregen. Dit maakt dat leerlingen niet alleen meer les krijgen in hun eigen school. In de meeste regio’s is het praktijkonderwijs en het vso aangehaakt bij STO.
Niet alleen vmbo-scholen in de regio werken samen aan Sterk Techniekonderwijs, in sommige gevallen wordt deze samenwerking uitgebreid naar bijvoorbeeld Sterk Zorgonderwijs. In veel gevallen heeft de samenwerking binnen STO uitstraling naar samenwerking binnen vmbo-scholen voor andere profielen en samenwerking tussen scholen.
Het stimuleren van de keuze voor techniek is een van de doelen van STO en die lijkt te werken. Voorzichtig nemen leerlingenaantallen in de technische profielen van het vmbo toe. In elk geval komen heel veel leerlingen van de basisschool in aanraking met techniek, want vrijwel alle STO-regio’s hebben een aanbod voor het primair onderwijs. Vaak in de vorm van techhubs, hotspots of techlabs, soms in de vorm van events, experiences of bussen die langs basisscholen rijden.
Een aantal regio’s heeft voor het reserveren van ‘techniek-ruimte’ een digitaal systeem opgezet, waarvan basisscholen gebruik kunnen maken en waarin basisschoolleerkrachten materialen kunnen reserveren.
In veel reflectiegesprekken werd de samenwerking met het basisonderwijs als eerste genoemd als er gevraagd werd: waar ben je trots op.
Over het algemeen werken vmbo-scholen goed samen met het regionaal bedrijfsleven. In veel regio’s zijn ‘bedrijfskringen’ rond scholen ontstaan, worden gastlessen door werknemers verzorgd, krijgen leerlingen een kijkje in de keuken voor korte of langere tijd en worden materialen, machines en middelen beschikbaar gesteld.
In sommige regio’s melden bedrijven zich bij scholen, of bij de landelijke ondersteuning STO, met de vraag of ze mee kunnen doen aan STO. Daaruit kan afgeleid worden dat STO een bekend begrip is geworden in de regio. Dit komt natuurlijk ook omdat de urgentie bij het bedrijfsleven groot is, maar ook vanuit een gezamenlijke gevoelde verantwoordelijkheid. In steeds meer regio’s ontstaan ‘netwerkbureau’s’ ‘bedrijfsmakelaars’, ‘accountmanagers’ die de samenwerking tussen de vmbo-scholen in de regio en het bedrijfsleven coördineren. Dit heeft als voordeel dat bedrijven een aanspreekpunt hebben en dat docenten veel ‘regelwerk’ uit handen wordt genomen.
Soms loopt de samenwerking met het mbo goed, maar in veel regio’s wordt aangegeven dat in deze samenwerking nog wel ruimte is voor verbetering. In een aantal regio’s wordt gewerkt aan doorstroomprogramma’s, bijvoorbeeld in de vorm van doe-dagen, meeloopdagen of weken. Soms loopt de samenwerking voor profiel A prima, maar voor profiel B helemaal niet. Dit speelt vooral als het gaat om doorlopende leerlijnen, die komen voor het ene profiel wel en voor het andere profiel niet van de grond. Vaak is de samenwerking afhankelijk van personen, met name bij het mbo, en als die verdwijnen dan verdwijnen vaak ook de afspraken. In veel regio’s wordt gemeld dat de samenwerking niet loopt of stop gezet is. Uitzondering vormt vaak de samenwerking met bedrijfsvakscholen die wel goed loopt. Vrijwel alle regio’s willen in de komende periode inzetten op verbetering van de samenwerking met het mbo, maar dat moet dan wel van twee kanten komen.
Over het algemeen denken regio’s de eis van 7,5% cofinanciering te halen. Sommige regio’s geven aan daar ruim boven te komen. Rond de besteding van de subsidie ontstaat een wisselend beeld. Sommige regio’s verwachten geld tekort te komen anderen verwachten juist een behoorlijke onderbesteding. Reden hiervoor is vooral corona, waardoor geplande activiteiten niet door konden gaan, en het feit dat bestelde machines veel later geleverd worden dan gepland, waardoor de afschrijving ook pas later ingaat. Regio’s die onderbesteding verwachten gaan voor 2024 extra plannen maken.
De vraag waar het natuurlijk om draait is: wat merken leerlingen van STO. Veel regio’s melden dat de belangstelling voor een technisch profiel in het vmbo is toegenomen, bij jongens én bij meisjes. Doordat veel regio’s extra onderwijspersoneel heeft aangetrokken (in totaal gaat het om ongeveer 100 fte) kan er met kleinere groepen gewerkt worden en kunnen leerlingen meer begeleiding krijgen.
Opmerkelijk is dat sommige scholen aangeven aan hun maximumcapaciteit te zitten wat betreft het aantal leerlingen in een profiel ‘wij kunnen er qua locatie en personeel maximaal 32 plaatsen’ of ‘ wij moeten leerlingen afwijzen omdat we onvoldoende capaciteit hebben’ laten een paar regio’s weten. Andere regio’s laten weten dat ze in aantallen minder leerlingen hebben, omdat ze in een krimpgebied zitten, maar dat het percentage leerlingen dat voor techniek kiest wel toegenomen is.
Leerlingen in po en vmbo zijn enthousiast over het aanbod. Ook in andere vmbo-profielen dan de technische is meer aandacht voor techniek en worden er ook meer techniek gerelateerde keuzevakken gekozen. Of dit ook resulteert in een hogere doorstroom naar het mbo is nog afwachten.
Hoog op de agenda voor de toekomst staan in veel regio’s het verbeteren van de samenwerking met het mbo en, in een aantal regio’s, ook het verbeteren van de samenwerking tussen vmbo-scholen.
In het algemeen willen regio’s door op de ingeslagen weg en zijn blij met de duidelijkheid die OCW daarover geeft. Vrijwel alle regio’s geven aan hun aanbod te gaan verbreden naar techniek/technologie in andere profielen en naar de praktijkgerichte programma’s in de gemengde en theoretische leerweg. Dit alles met als doel te werken aan duurzaam, dekkend en kwalitatief techniekonderwijs in de regio.