U vindt op deze pagina beleidsstukken die relevant zijn voor het programma Sterk Techniekonderwijs.
Op 10 maart 2020 heeft de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media de regeling van 20 februari 2020, nr. VO/ 20538362 ondertekend. In artikel 2 staat een wijziging van de Subsidieregeling sterk techniekonderwijs 2020–2023 in verband met de toevoeging van een derde aanvraagtijdvak voor opnieuw gewijzigde aanvragen.
Minister Slob heeft op 17 december 2019 in een Kamerbrief medegedeeld dat nog eens 26 plannen zijn goedgekeurd. In totaal kunnen dus 71 regio’s in januari 2020 van start met hun plannen, dat is ruim 90 procent. De zeven regio’s die nog geen goedkeuring hebben ontvangen worden het komende halfjaar intensief ondersteund zodat zij uiterlijk op 1 juni 2020 een verbeterd plan kunnen indienen.
Download de KamerbriefMet deze wijzigingsregeling worden de Regeling Prestatiebox vo en de Regeling aanvullende bekostiging technisch vmbo 2018-2019 aangepast. De aanpassing van deze twee regelingen voor het voortgezet onderwijs is het gevolg van de bijdrage die het kabinet in 2019 beschikbaar heeft gesteld voor loonontwikkeling en de definitieve leerlingentelling van 1 oktober 2018.
Minister Slob deelt mee dat al meer dan de helft van de ingediende regionale plannen in het kader van Sterk Techniekonderwijs zijn goedgekeurd. 45 regio’s kregen van de onafhankelijke commissie een positief advies.
Op 12 september 2018 zijn de kaders voor de planvorming van Sterk Techniekonderwijs gepubliceerd. In deze regeling voor de transitiefase van de middelen voor het technisch vmbo vindt u informatie over:
In de bijlagen vindt u het beoordelingskader waarin staat aan welke criteria het regioplan moet voldoen en de elementcodetabel van opleidingen waarvoor subsidie aangevraagd kan worden.
Download de regelingIn deze kamerbrief van 5 juni 2018 informeert Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) de Tweede Kamer over de uitwerking van de investering in het techniekonderwijs op het vmbo uit het regeerakkoord. De bedragen voor de aanvullende bekostiging voor vmbo-techniek 2018 zijn in november 2018 definitief vastgesteld.
In deze kamerbrief van 19 april 2019 informeert Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) de Tweede Kamer over de versterking van de kwaliteit van het techniekonderwijs op het vmbo en vso (voorgezet speciaal onderwijs).
Elke regio kan een beroep doen op een ondersteuner. Per regio zijn er een aantal dagen (gratis) ondersteuning beschikbaar. Wilt u weten wie er vanuit STO als ondersteuner beschikbaar zijn kijk dan op de site. Wilt u gebruik maken van ondersteuning? Vul dan het formulier op de website in.
PAS OP: er bezoeken mensen scholen die zich ‘consulent STO’ noemen, zij horen niet tot het ondersteuningsteam van STO. Uiteraard mag u van hun diensten gebruik maken, maar u moet dan wel zelf de rekening daarvoor betalen.
Nee. Het geld van Sterk Techniekonderwijs is bedoeld voor activiteiten in po, vmbo en mbo, niet voor activiteiten in havo en vwo.
De uitvoering van de plannen wordt gemonitord en er zal een evaluatie plaatsvinden. Doel is te komen tot een duurzaam dekkend techniekaanbod in de regio.
Nee, huisvesting is een taak van de gemeente.
De maximale hoogte van het vanaf 2020 beschikbare budget per regio is vastgesteld op basis van de leerlingenaantallen BB, KB en GL dat is ingeschreven op de vijf technische profielen. Deze berekening zegt echter niets over de manier waarop het geld besteed moet worden. Ook scholen zonder technische profielen kunnen delen in de middelen (bijvoorbeeld een D&P-school die dit profiel technologisch vormgeeft). Het budget mag besteed worden aan alle activiteiten die leiden tot breed, dekkend en kwalitatief hoogstaand aanbod van techniek in de regio. Deze activiteiten hoeven zich niet te beperken tot de technische profielen in het vmbo.
Ja, dat kan. Wel moeten scholen die subsidie ontvangen voor Sterk Techniekonderwijs én de nieuwe leerweg uitkijken dat activiteiten niet dubbel worden gesubsidieerd. Er mag bijvoorbeeld niet 1 machine betaald worden van beide subsidies.
Ja, vanaf 2020 worden de extra middelen uitgekeerd als een subsidie op basis van een plan. Bij een plan hoort een begroting.
De voorwaarde in de subsidieregeling STO vmbo t.a.v. de cofinanciering van de projectpartners is hierin heel duidelijk. Uitsluitend de bijdrage van het bedrijfsleven kan worden ingezet als cofinanciering! Dus niet van de andere projectpartners (lees scholen). Het bedrijfsleven dat bijdraagt in de cofinanciering moet ook deelnemen als projectpartner binnen het samenwerkingsverband. Hierbij geldt dat de cofinanciering (minimaal 10%) ontvangen en/of gerealiseerd moet zijn binnen de projectperiode (2020-2023).
Ja, kosten van geleverde cofinanciering mogen meegenomen worden in de jaarrekening. Maar dit gebeurt toch al in de reguliere jaarrekeningsystematiek en mag in elk geval niet dubbel. Even uitgaande van geleverde cofinanciering in uren, dat komt het meest voor. De salariskosten van de medewerkers van een bedrijf komen al terug in de verlies- en winstrekening van een bedrijf. Dit is per definitie al het geval. Hierin zijn inbegrepen de salariskosten van de geleverde ureninzet t.b.v. STO. Een bedrijf mag niet nog eens een separate post ‘cofinanciering’ opvoeren in zijn jaarrekening. Dat zou dubbel op zijn, immers die medewerker zit al in de personele lasten van het bedrijf.
In de handreiking projectadministratie staat wat er onder cofinanciering verstaan wordt en worden voorbeelden gegeven.
Ja, u dient dit te melden in de voortgangrapportage. Let erop dat er geen overlap is van activiteiten (en subsidie). Dit is in het kader van de zogenaamde dubbele bekostiging. Maak voor u zelf helder welke kosten worden opgevoerd bij welke subsidieregeling.
Dit komt voort uit het feit dat het programma Sterk Techniekonderwijs een activiteitensubsidie voor een afgebakende subsidieperiode betreft en geen investeringssubsidie. Voorts schrijft de Comptabiliteitswet en de Kaderwet OCW subsidies als afgeleide daarvan voor, dat kosten van roerende zaken alleen op basis van afschrijving kunnen worden opgevoerd.
De voorwaarde in de subsidieregeling STO vmbo t.a.v. de cofinanciering van de projectpartners is hierin heel duidelijk. Uitsluitend de bijdrage van het bedrijfsleven kan worden ingezet als cofinanciering! Dus niet van de andere projectpartners (lees scholen). Het bedrijfsleven dat bijdraagt in de cofinanciering moet ook deelnemen als projectpartner binnen het samenwerkingsverband. Hierbij geldt dat de cofinanciering (minimaal 10%) ontvangen en/of gerealiseerd moet zijn binnen de projectperiode (2020-2023).
Ja, kosten van geleverde cofinanciering mogen meegenomen worden in de jaarrekening. Maar dit gebeurt toch al in de reguliere jaarrekeningsystematiek en mag in elk geval niet dubbel. Even uitgaande van geleverde cofinanciering in uren, dat komt het meest voor. De salariskosten van de medewerkers van een bedrijf komen al terug in de verlies- en winstrekening van een bedrijf. Dit is per definitie al het geval. Hierin zijn inbegrepen de salariskosten van de geleverde ureninzet t.b.v. STO. Een bedrijf mag niet nog eens een separate post ‘cofinanciering’ opvoeren in zijn jaarrekening. Dat zou dubbel op zijn, immers die medewerker zit al in de personele lasten van het bedrijf.
In de handreiking projectadministratie staat wat er onder cofinanciering verstaan wordt en worden voorbeelden gegeven.
Ja, u dient dit te melden in de voortgangrapportage. Let erop dat er geen overlap is van activiteiten (en subsidie). Dit is in het kader van de zogenaamde dubbele bekostiging. Maak voor u zelf helder welke kosten worden opgevoerd bij welke subsidieregeling.
Dit komt voort uit het feit dat het programma Sterk Techniekonderwijs een activiteitensubsidie voor een afgebakende subsidieperiode betreft en geen investeringssubsidie. Voorts schrijft de Comptabiliteitswet en de Kaderwet OCW subsidies als afgeleide daarvan voor, dat kosten van roerende zaken alleen op basis van afschrijving kunnen worden opgevoerd.
De besteding van de techniekgelden 2018 en 2019 is een schoolinterne zaak. De gelden moeten ten goede komen aan techniek, maar mogen ook gebruikt worden om eerder gedane investeringen te betalen c.q. de reserves waaruit deze investeringen zijn gedaan weer aan te vullen. In het jaarverslag moet verantwoord worden waar het geld aan is besteed. De MR moet goedkeuring geven aan dit jaarverslag en kan vragen stellen over de besteding van de techniekgelden.
Via de subsidie ‘korte scholingstrajecten VO’ kan voor PIE-docenten voor maximaal drie modules (van ieder € 6000,-) subsidie aangevraagd worden. Deze maximaal € 18.000,- per docent zit niet in de middelen die vanuit DUO aan de scholen zijn overgemaakt in het kader van Sterk Techniekonderwijs, maar moeten apart aangevraagd worden. Op de website van DUO kunt u meer informatie vinden (inclusief het aanvraagformulier dat tot 2020 ingevuld kan worden). Ook op de site van het Platform PIE, vindt u meer informatie. Verder biedt SPV in het kader van bijscholing vmbo cursussen en trainingen aan op de website van Bijscholing VMBO.
In 2018 en 2019 ontvangen alle scholen met een technisch profiel (PIE, BWI en/of M&T), extra geld om te investeren in het techniekonderwijs. Deze gelden worden, op basis van het aantal leerlingen in de technisch profielen, automatisch overgemaakt door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). De scholen hoeven hiervoor niets te doen.
De verantwoording vindt plaats conform artikel 8 van de regeling en geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs onderscheidenlijk de Regeling jaarverslaggeving onderwijs BES met model G, onderdeel 1, zoals bedoeld in richtlijn 660 van de Raad voor de Jaarverslaggeving.
De ontvanger van de bekostiging toont aan de hand van een toelichting in het jaarverslag aan dat de activiteiten waarvoor de aanvullende bekostiging is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de aanvullende bekostiging zijn verbonden, mits daarmee wordt voldaan aan de eisen die aan een activiteitenverslag worden gesteld.