Jongeren zien vaker een toekomst voor zichzelf weggelegd in de techniek. De interesse in een exact of technisch beroep is gestegen; van 36% in 2011 naar 52% in 2019. De toekomst moet het ook zeker van meisjes hebben. Waar in 2011 slechts 15% van de meisjes aangaf een exact of technisch beroep te ambiëren, steeg dit percentage in 2019 naar 38%. Dit zijn enkele uitkomsten van het Bèta&TechMentality-onderzoek dat is uitgevoerd onder bijna 1.500 jongeren in de leeftijd van 9 tot en met 17 jaar, in opdracht van Platform Talent voor Technologie.
Het onderzoek ligt ten grondslag aan een nieuw ontwikkeld Bèta&TechMentality-model. Dit segmentatiemodel geeft het onderwijs en het bedrijfsleven een nieuwe kijk op jongeren en hoe zij betrokken zijn -of kunnen worden- bij bèta en techniek; door uit te gaan van de waarden en drijfveren van de jongeren zelf. Op dit moment worden er tools ontwikkeld in het kader van Bèta&TechMentality. Deze tools komen in het najaar online.
Ten opzichte van 2011 is techniek populairder geworden bij jongeren. In het algemeen hebben jongeren meer vertrouwen in de vooruitgang van de technologie. Ruim driekwart van hen vindt dat technologie steeds belangrijker wordt in de wereld. Meisjes bestempelen zichzelf dit jaar vaker als ‘technisch’: 36% in 2019 versus 28% in 2011. Het vertrouwen in de technische vaardigheden is in 2019 onder jongens nog altijd flink groter dan bij meisjes; respectievelijk 66% versus 36%.
Dat jongeren steeds meer het belang van technologie voor hun toekomst inzien betekent nog niet dat ze vaker technische vakken kiezen. Een kwart van de jongeren is bang niet slim genoeg te zijn voor technische en exacte vakken: 20% van de jongens versus 28% van de meisjes. “Dit zien we terug in de cijfers”, stelt Beatrice Boots, directeur Platform Talent voor Technologie. “De gestegen interesse voor techniek vertaalt zich al in een hogere instroom van techniekopleidingen, met name bij de vwo leerlingen en de (technische) universiteiten. In het vmbo, havo, mbo en hbo is er echter nog veel te doen. Hier ligt een belangrijke taak voor docenten. Zij kunnen helpen bij het vergroten van het zelfvertrouwen bij hun leerlingen. Uit het onderzoek komen vijf verschillende segmenten jongeren naar voren met een eigen houding ten aanzien van techniek.”
Bijna de helft van de ondervraagde jongeren (44%) zou vaker voor technische en exacte vakken kiezen, als duidelijker is wat je er later mee kunt doen. “In de toekomst draait alles om techniek. We rijden steeds meer elektrisch, plaatsen zonnepanelen en windmolens, werken aan andere bronnen voor duurzame energie en zoeken naar oplossingen voor circulair bouwen. Dit vraagt om veelzijdige vakmensen die werken aan een leefbare toekomst voor ons land. Goed geschoolde technici, ingenieurs die creatieve oplossingen bedenken, IT’ers voor het programmeren van robots en installateurs voor het aanleggen van duurzame installaties. We hebben ze keihard nodig”, aldus Boots.
Het in 2019 ontwikkelde Bèta&TechMentality-model geeft een nieuwe kijk op jongeren en hoe zij betrokken zijn of kunnen worden bij bèta en techniek. Uitgangspunt is dat iedere jongere is te interesseren voor techniek. Het model maakt een indeling van de doelgroep jongeren van 9 t/m 17 jaar in vijf groepen. Kijkend door de bril van Bèta&TechMentality ontmoet je vijf bètatypes die onderling sterk verschillen in hun houding ten aanzien van de bètatechnische wereld en die dus ook elk hun eigen aanpak vergen. Heb je bijvoorbeeld meer Ontdekkers in je klas, Creatieve Makers of een mix van Vernieuwers, Maatschappelijke Toepassers en Doeners? Elk van de segmenten biedt specifieke haakjes hoe deze jonge doelgroep tijdens hun schoolcarrière geïnteresseerd kan worden en blijven in techniek.
Het onderzoek is uitgevoerd onder een representatieve steekproef van 1.466 jongeren in de leeftijd van 9 t/m 17 jaar. Het kwalitatieve vooronderzoek werd gedaan door jongerencommunicatiebureau Youngworks. Motivaction heeft de kwantitatieve fase uitgevoerd en de trendanalyse waarmee cijfers in 2019 vergeleken konden worden met die in 2011.
Het Bèta&TechMentality-model is de langverwachte update van het succesvolle BètaMentality uit 2010. De wereld is de afgelopen 8 jaar veranderd: er zijn nieuwe dominante verhalen over technologie opgekomen en jongeren zijn anders naar techniek gaan kijken. Dit onderzoek is gericht op de doelgroep van 9 t/m 17 jaar, dit was in het vorige onderzoek 12 t/m 24 jaar. Dat is ook terug te zien in de opbrengst van het onderzoek en heeft ertoe geleid dat het model volledig is vernieuwd, met nieuwe assen (de basis van het model) en types.
Volgens het Bèta&TechMentality-model zijn er vijf bètatypes die onderling sterk verschillen in hun houding ten aanzien van de bètatechnische wereld en die dus ook elk hun eigen aanpak vergen. Deze bètatypes zijn: Ontdekkers, Creatieve Makers, Vernieuwers, Maatschappelijke Toepassers en Doeners. Elk van de segmenten biedt specifieke haakjes hoe deze jonge doelgroep tijdens hun schoolcarrière geïnteresseerd kan worden en blijven in techniek. Voor elk bètatype is een persona ontwikkeld.
Vernieuwers zijn jongeren die het leuk vinden om met technologie bezig te zijn. Ze vinden dat ze er goed in zijn en kunnen het aan. Vernieuwers hebben positieve associaties bij technologie. Ze zien techniek dan ook als een richting waar je veel kanten mee op kunt. Daarom kiest deze groep al vaker voor een technische richting in het onderwijs. Hun beeld van technologie is high-tech: een cleane omgeving met volop carrièremogelijkheden.
Maatschappelijke Toepassers hebben nu nog niet zo veel met techniek. Ze associëren techniek vaker met complexiteit (techniek is moeilijk of ingewikkeld) en met onaantrekkelijkheid (saai, niet cool en vieze handen). Maatschappelijke Toepassers kiezen nu vaker voor een profiel of sector in de richting van de zorg, cultuur of economie. Voor een deel van hen past een technische richting eigenlijk goed, omdat techniek een belangrijke rol speelt in hun interessegebied.
Doeners zijn in de eerste plaats praktisch ingesteld. Ze willen het liefst met hun handen werken en zo min mogelijk theoretisch gedoe, waarvan onduidelijk is waar dat voor dient. Hun praktische mindset is nu nog niet gekoppeld aan techniek. Hun beeld van techniek is dat het ouderwets is: ze denken bijvoorbeeld minder vaak aan modern en vooruitgang dan andere groepen. Ze vinden vooral dat ze in het onderwijs, zoals dat nu gegeven wordt, te weinig zelf aan de slag kunnen gaan met techniek. De ervaringen met maken en proefjes zijn voor deze groep de ingang om te zien dat techniek leuk kan zijn, maar ook om zelfvertrouwen te ontwikkelen.
Verkenners zijn nog zoekende naar een richting die bij ze past, dat zou iets met techniek kunnen zijn, maar ook iets heel anders, bijvoorbeeld iets in de zorg of iets economisch. Ze staan neutraler tegenover techniek en hun beeld ligt minder vast. Zo hebben ze minder spontane associaties met techniek. Of ze techniek aankunnen weten ze nog niet en ze hebben nog geen zicht op hun eigen technische talent. Daarom kan de keuze voor een technische richting nu afschrikken.
Voor Creatieve Makers is zelf bezig zijn met techniek iets dat ze graag doen. Oftewel: jongeren met een sterke intrinsieke motivatie. Omdat techniek op zich al een hobby is, is het minder belangrijk wat je daar precies mee bereikt. Ze zijn positief over techniek en hebben hier een brede blik op. Uitdaging is voor deze groep iets positiefs: ze vinden dat ze technische vakken aankunnen. En als ze iets niet snappen is dat geen probleem: techniek is voor deze groep iets dat je kunt leren.