Peer Neggers is een van die docenten met hart voor zijn vak én voor zijn leerlingen. Zodra hij begint te vertellen, houdt hij niet meer op en breekt een enorme glimlach door op zijn gezicht. Sinds dit schooljaar is hij programmaleider STO bij de Prins Willem-Alexanderschool, waar hij zich hard maakt voor een technieklokaal en een lesmethode voor leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte.
Peer werkte al op het Arbeids Transitie Centrum Stichting Speciaal Onderwijs & Expertisecentra; een leerwerkplek waar jongeren worden begeleid bij hun overgang naar een vervolgstap in de maatschappij. Tien leerlingen van de PWA nemen daar deel aan een pilot van jaar waarin ze een dag in de week op het ATC werken en een docent van de PWA wordt er ingezet als werkbegeleider. Peer leidde medewerkers van de PWA rond en werd naar aanleiding daarvan gevraagd om naast zijn baan bij het ATC ook bij op de PWA aan de slag te gaan.
Volgens de docent zijn zowel hard als soft skills belangrijk voor de leerlingen. Bij het eerste gaat het om de ‘harde’ techniek. “Een werkstuk kan er gelikt uitzien, maar technisch niet goed zijn. Een ander maakt misschien iets dat er minder mooi uitziet, maar waar de maatvoering klopt. Dát is techniek, secuur en maatvast werken vanaf de tekening.” Bij de soft skills draait het om andere vaardigheden. “Voor bedrijven is het belangrijk dat werknemers betrouwbaar zijn en dat ze zelfvertrouwen hebben, daar werken wij met ze aan. De ‘harde’ techniek kunnen ze op de werkplek verder leren.”
In het eerste leerjaar maken leerlingen kennis met techniek door STO-leskisten met lesmateriaal en proefjes. De lesmethode voor de klassen daarna maakt Peer zelf, omdat voor ontwikkelaars van lesmethoden de doelgroep te klein is om rendabel een methode te ontwikkelen. “Ik kwam telkens uit bij materiaal dat er al was, maar alleen geschikt voor het reguliere vmbo. Er was niets dat aansloot bij onze doelgroep en de zelfredzaamheid van ze vraagt die ik graag zie. Op het laagste niveau is er wel wat over timmeren, lijmen en aftekenen bijvoorbeeld. Je kan een complete racewagen bestellen die leerlingen zelf in elkaar zetten, maar alleen bouwpakketten maken is voor mij geen techniek.”
De komende twee jaar gebruikt hij voor het schrijven van de methode voor het vak Praktijk Algemene Techniek (PAT) die straks ook door collega-scholen gebruikt mag worden. Het doel is leerlingen inzicht te geven in de beroepspraktijk en hen de vaardigheden aan te leren die daarbij horen. Maar ook om bij te dragen aan de zelfredzaamheid van leerlingen zodat ze later zelf hun fiets kunnen onderhouden, een stekker kunnen aanzetten, een fietsband plakken, een gat kunnen boren of een Ikea-kastje in elkaar kunnen zetten. Nadat hij klaar is met de lesmethode wil hij leerlingen die kiezen voor het vak techniek laten kennismaken met de drie vakrichtingen BWI (bouwen, wonen en interieur), PIE (produceren, installeren en energie) en M&T (mobiliteit en transport).
“Dit zijn geen jongeren die als engineer bij een high tech bedrijf aan de slag gaan, maar wel als heftruckchauffeur of monteur bij een low tech bedrijf. Ik had eens een leerling met autisme die niet technisch was en die niets anders wilde dan eenvoudig seriematig productiewerk: vliegengordijnen rijgen. Tot hij voor zijn vader een wijnrek wilde kopen voor vaderdag. Ik heb hem toen geholpen dat zelf te maken. Naar aanleiding daarvan ging hij de PAT-lessen volgen en nu bedient hij machines bij Brainport Assembly. Als je zo’n jongen één keer iets uitlegt, voert hij het daarna 100% hetzelfde uit. Dat is heel fijn voor zo’n bedrijf. Dat iemand die nooit iets met techniek te maken heeft gehad en waarvan zelfs werd gedacht dat hij misschien nooit zou kunnen werken, in de techniek terecht komt, dat is waar je het voor doet!”