Uitgelicht: Werkgroep 2A ‘Aanbod keuzevakken ontwikkelen’

Uitgelicht: Werkgroep 2A ‘Aanbod keuzevakken ontwikkelen’

Om meer te laten zien van wat de werkgroepen binnen Techniektalenten allemaal doen, zetten we op z’n tijd een werkgroep in het zonnetje. Na 1A is 2A aan de beurt. Deze werkgroep is gericht op ‘aanbod keuzevakken ontwikkelen’. Projectleider van deze werkgroep is Matthijs van Setten van het Markland College. We stelden hem en werkgroeplid Jeffrie Raaijmakers een aantal vragen over de werkgroep.

In de opstart Sterk Techniekonderwijs was Jeffrie de projectleider van deze werkgroep. Sinds dit schooljaar heeft Matthijs het stokje overgenomen. Jeffrie is zelf nog steeds actief in deze groep, maar dan aan de ontwikkelkant.

Waar houdt deze werkgroep zich mee bezig?

Matthijs: “De keuzevakken in het beroepsgericht onderwijs zijn een onderdeel van het examenprogramma. Het examenprogramma bestaat uit een vast gedeelte, de profielmodules en daarnaast zijn er de keuzevakken. Die keuzevakken maken het mogelijk om variatie te hebben in je onderwijs. In principe is het zelfs zo dat je helemaal niet aansluitend op je profiel een keuzevak hoeft te volgen. Je kunt iets technisch doen, zonder dat je een technisch profiel hebt. De scholen bepalen, op basis van bepaalde eisen, zelf een stuk van de invulling van het keuzevak. We zijn niet echt nieuwe keuzevakken aan het maken, maar juist een aantal bestaande keuzevakken aan het verbeteren en ze toepasbaar aan het maken.

We zijn nu bezig met acht bestaande keuzevakken en betrokken bij de ontwikkeling van één landelijk nieuw keuzevak, dat is elektrische voertuigen en er is nog een keuzevak mobiele werkplaatsen, daarbij haken we aan bij de ontwikkeling die in de regio plaatsvindt. Wat ook leuk is: we zijn bezig met één niet-technisch keuzevak waar we technische componenten aan het inbrengen zijn: patisserie. Denk hierbij bijvoorbeeld aan voedsel printen, werken met robotarmen etc.

Bij de acht bestaande keuzevakken introduceren we nieuwe technologieën, maar we zorgen er ook voor dat we keuzevakken die nog niet op onze scholen werden aangeboden, nu wel kunnen aanbieden. Daarnaast zorgen we er ook voor dat er een programma ligt waar een bedrijf bij is betrokken en het liefst ook een mbo-school. Zo is het plaatje echt compleet.”

Jeffrie vult aan: “Het is de bedoeling dat als het keuzevak klaar is en de docentenhandleiding en leerlingenhandleiding zijn paraat, dat een andere school het kan pakken: zo moet ik het geven, dit heb ik ervoor nodig en dit kost het. Dat is de intentie en zo kan het ook door de verschillende scholen binnen STO worden opgepakt. Kinderen kiezen een keuzevak om te kijken of het iets voor ze is en je kunt het inzetten als verdieping, maar je kunt ook iets nieuws introduceren, zoals het keuzevak robotica. De kinderen hebben nog nooit geprogrammeerd. Behalve dat een keuzevak moet voldoen aan een eisenpakket, moet het ook gewoon leuk zijn.”

Je geeft aan dat je de samenwerking met bedrijven opzoekt, op welke manier?

Matthijs geeft aan: “Dat is heel verschillend. Bijvoorbeeld bij het vak elektrische autovoertuigen, daar komen bedrijven met hun elektrische auto naar school toe, ze vertellen erover en de leerlingen kunnen er een keer naar kijken. Bij het keuzevak domotica is het bedrijf Klik aan Klik Uit betrokken en die hebben echt geholpen bij de inhoud van het keuzevak. Bij milieu, hergebruik en duurzaamheid is een grote afvalverwerker uit de omgeving betrokken, die dan vooral gastlessen geven en bedrijfsbezoeken faciliteren. Dus het wisselt een beetje af op basis van het vak.

Het is erg belangrijk om de leerling context te geven en ervoor te zorgen dat het meer is dan wat er in een boekje staat. Dan zoek je de werkelijkheid op en die ligt bij de bedrijven. Keuzevakken moeten beroepsoriënterend zijn en keuzevakken moeten een onderdeel van de loopbaanoriëntatie zijn. Dat kan niet alleen op school plaatsvinden. Als een leerling nog nooit op een bedrijf is geweest, weet de leerling eigenlijk niet waar ie voor kiest. Die twee kerncomponenten van de keuzevakken kunnen niet plaatsvinden zonder het samen met een bedrijf te doen.”

Hoe verloopt de samenwerking binnen de werkgroep? De ontwikkeling van de vakken klinkt heel individualistisch, maar is dat het geval?

Matthijs vertelt verder: “Dat is dus niet meer zo, ik heb vrij snel gezegd: elke ontwikkelaar is minstens met twee keuzevakken betrokken en bij elk keuzevak zijn minstens twee scholen betrokken. Als je voor maar één resultaat in een werkgroep zit, dan kun je niet van elkaar leren. Dat was misschien even wennen. De samenwerking is dus vak- en schooloverstijgend. Dit gaat erg goed. Er is een vaste kern van mensen die elkaar veel ondersteunen met de ontwikkelaars-mindset. “

Jeffrie ontwikkelt het vak innovatie en prototyping. Dit vak wordt al een tijd gegeven op het Norbertus Gertrudis Mavo. Over twee schooljaren ook op het Da Vinci College. “Het door ontwikkelen deed ik eerst alleen, nu spar ik regelmatig met anderen en helpt Margriet mee met de puntjes op de i, heel fijn. In je eentje ontwikkelen is eigenlijk niet fijn, je moet het eigenlijk sowieso met zijn tweeën doen. De diversiteit binnen de werkgroep is ook top: je hebt docenten die willen verdieping en er zijn docenten die graag leerlingen laten kennis maken met. Door deze variatie ontstaan er ook goede discussies en variaties in de opbouw van keuzevakken.”

De lessen innovatie en prototyping lopen dus al, hoe ziet dit vak er nu uit?

“Ik krijg leerlingen binnen die nog nooit iets met techniek hebben gedaan en uiteindelijk moeten ze zelf een prototype maken van iets, gebruikmakend van een lasersnijder, een 3D printer, robots, tekenen, noem maar op. In de beginfase van het vak laat ik de leerlingen kennis maken met de verschillende basisvaardigheden van bovenstaande disciplines. Daarna gaan ze aan de gang met een eigen project. De leerlingen gaan zelf op zoek naar een probleem waar ze graag een oplossing bij willen maken. Je hebt geen idee waar ze mee komen en dat is echt leuk!”

Matthijs:” Innovatie en prototyping is echt een vak dat uitgaat van ambities en talenten van de leerlingen en ook een vak waarbij je verbinding naar de toekomst maakt.”

Heb je voorbeelden van uitkomsten van het vak?

Jeffrie somt enthousiast op: “Ze ontwerpen dat als je naar een pretpark gaat: waar laat je je telefoon? Je hebt geen jas aan, achterlaten in je rugzak of in een kluisje is niet fijn. Nu maakt een leerling iets waarop je je telefoon op je been kan klikken, wanneer je in een achtbaan stapt. Je kunt zelfs nog even een selfie of filmpje maken, je handen zijn vrij en je telefoon zit veilig. Hij gaat dit ook uitproberen bij het uitje in de Efteling. Anderen liepen er tijdens straf vanuit school tegenaan dat tijdens het afvalprikken op het plein, zo’n prikker eigenlijk niet goed pakt. Dit zijn ze aan het verbeteren met een punt, die bij het grijpen het afval een soort van vast spietst. Gaat een stuk sneller. Ze putten uit eigen ervaring. Zo ging het ook een keer over de blikjes die op straat liggen: waarom gooi je die niet in de vuilnisbak? Dat is gewoon niet leuk, een blikjespletter in de vuilnisbak moet daar verandering in brengen.
N.a.v. de bosbranden van laatst: Blussen van bomen makkelijker maken. Of juist m.b.v. een microbit ervoor zorgen dat op de rugzak twee knipperlichten zitten en wanneer er beweging naar links wordt gedetecteerd gaat het linker knipperlicht aan. ”

Kun je ook meer vertellen over robotica?

“Sinds vorige week staan er robots in het lokaal van de toekomst van het Da Vinci College. Collega Jochem van der Klooster heeft hier onderwijs voor ontwikkeld. Ik draai een pilot met een van mijn klassen. Er sjeesden hier 18 van die robots door de klas vorige week. De leerlingen werkten aan hun skills. De volgende les bekijken we wat ze ervan hebben geleerd en of ze de robots opdrachten kunnen geven. De leerlingen oefenen ook met robotarmen. Daar zit ook een link met patisserie, eerder benoemd door Matthijs. We gaan chocoladekoekjes maken, maar dat gaat de robotarm doen. Het graveren van ijshoorntjes kan met een lasersnijder. Alle handelingen die een kok doet of in een fabriek een robot, dat gaan de leerlingen nu zelf programmeren. Een mooie kruisbestuiving: de leerlingen van de horeca die zien iets van techniek en de leerlingen van techniek iets van de horeca.”

Waar ben je trots op binnen deze werkgroep?

Matthijs sluit af met: “Ik ben super trots op de mensen in mijn werkgroep. Er zitten “gewoon” super goede en betrokken onderwijsontwikkelaars en docenten in de werkgroep, die in een hele moeilijke tijd in het onderwijs een best wel enorme klus geklaard hebben. Leerlingen vragen nu veel van collega’s, scholen vragen veel en ondertussen wordt er vooruitgang geboekt. En iedereen durft uit zijn/haar comfortzone te komen.

Ook heel blij met een ontwikkeling die je ziet vanuit bedrijfsleven, die gaan ook uit hun comfortzone stappen door samen te werken met het onderwijs. Ze zijn gewend snel te schakelen en snelle stappen te nemen en hebben nu de rust en vertrouwen om onderwijs toch in eigen tempo mee te laten komen. Veranderingen gaan trager in onderwijs, maar het samenwerken gaat steeds beter.”

Wat wil de werkgroep dit jaar nog bereiken?

“We willen vier keuzevakken volledig implementatie klaar hebben. Het is een simpel zinnetje om uit te spreken, maar het heeft meer voeten in de aarde dan het lijkt. Er zijn momenteel twee onderwijsontwikkelaars alles aan het doornemen met de kwaliteitseisen lijsten erbij. Een echte monsterklus. Alle bestandsbenamingen en inrichtingen van mappen bijwerken tot er uniformiteit is.”